
Bij gebouweigenaren is oude- en meer recente technische kennis over hun complex(en) terug te vinden in documentatie binnen archieven en/of computersystemen. De documentatie van een complex is vaak niet meer volledig omdat veelal stukken zijn verdwenen of onvoldoende zijn bijgehouden, waardoor niet altijd duidelijk is wat er achter een gevel- of dak afwerking aanwezig is en of dit strookt met de huidige aanwezige bouwinformatie.
Soms krijgen we met wat geluk bestektekeningen of werktekeningen toegestuurd en als het kan revisietekeningen met daarbij de bouwdetails (en een materiaalstaat met stempel definitief zou helemaal geweldig zijn). Omdat bestek- en werktekeningen sterk kunnen afwijken van de werkelijkheid (hoe er destijds ook echt gebouwd is), komen we in de praktijk tijdens gevel- en dakinspecties vaak voor verrassingen te staan en blijkt een detail of bouwmateriaal anders te zijn dan gearchiveerde bouw- informatie en/of documentatie.

Met alle respect voor de bouwlieden in de decennia van de wederopbouw (na WW2) en met name de periode tussen 1970 en 1988, zien we dat een gebouwschil in werkelijkheid vaak afwijkt en/of anders qua doorsnede is uitgevoerd dan oude tekeningen en huidig uiterlijk ons hebben doen vermoeden. In de decennia van de wederopbouw werden woningen uit de grond gestampt met de kennis, de middelen en bouwmaterialen – waaronder asbest – die op dat moment voorradig waren. Na de ontdekking en toepassing van aardgas in Nederland (1959-1963) kwam er meer hoogbouw en qua snelheid ook meer prefab toepassingen bij. Om de snelheid van bouwen te optimaliseren qua gebouwschil, werd een tariefsysteem ingevoerd.

Tariefsysteem
Bij het behalen van een vastgestelde productie per bouwdiscipline per dag, ontvingen de bouwlieden een extra geldbeloning naast het netto loon. Het voordeel van een (rond het millennium 2000 afgeschaft) tariefsysteem is dat de productie gehaald werd binnen gestelde bouwtermijn. De nadelen (slordigheden) van het tariefsysteem blijken eveneens zoals:
- Spouw niet overal even breed en spouwvervuiling
- Details die niet kloppen en juist voor problemen zorgen zoals waterkeringen
- Onvoldoende spouwankers en/of onjuist geplaatst
- Onzorgvuldig isolatie of zelfs na-isolatie toegepast
- Gevolgschades door onvoldoende materialenkennis
- Makke gevelmetselwerk door onjuist gebruik (gemak) van toeslagmiddelen in de legmortel
- Bouwschuim – vilt – folie – en overige chemie of kunststof; onbekendheid met de juiste toepassingen
Een ander belangrijk nadeel van bouwen in Nederland tot circa 1980 was het gebrek aan voldoende kennis over toepassen van isolatie en thermische onderbreking in gebouwconstructies.
Tijdens gevel- en dakinspecties van wooncomplexen vanaf bouwjaar 2010, zien we dat de invloed van bouwtoezicht sterk achterwege is gebleven. In de periode vanaf 2010 trokken gemeenten zich terug met bouw- en woningtoezicht, werd er minder dagelijks toezicht door bouwopzichters uitgeoefend of kregen bouwopzichters meer projecten toebedeeld, waardoor onvoldoende aanwezigheid, aandacht en betrokkenheid ontstond. Zodoende kon de bouwopzichter onvoldoende ondersteuning bieden aan de uitvoerder en bouwplaats personeel.
De verantwoordelijkheid van bouwbedrijven en gebouweigenaren werd alsmaar groter en alle precaire zaken zoals eisen aan constructies, brandveiligheid en energetische duurzaamheid werden richting de aannemers verschoven. Dit zien we ook in het nieuwe kwaliteitsborging systeem.

Nu begrijpt men ook waarom een gevel- en dakinspectie noodzaak is bij bestaande bouw als men wil verduurzamen. Met gebrekkige archiefdocumentatie en aanname’s alleen komt men onvoldoende dicht bij de werkelijkheid qua kennis van de huidige gebouwschil.
Een gevalideerd inspectierapport met een chronologisch heldere opbouw van huidige technische staat (constateringen), met adviezen en aanbevelingen waaronder opties voor het door de gebouweigenaar laten opstellen van scenario’s en een preferent scenario, daarbij is ons devies;
Het Startpunt voor Bouwkundig Technisch Onderzoek en Advies – Thor Logical