De bakstenen zijn in deze situaties gemaakt van een magere kleisoort waaraan zeer fijn zand is toegevoegd of eerder kleipoeder. Deze klei samenstelling heeft men gevormd in een mal, daarna gedroogd en weer daarna gebakken in een steenoven. Deze bakstenen werden in de steenoven niet al te hoog verhit, om te voorkomen dat al tijdens het bakken scheuren zouden ontstaan. De celstructuur van deze inferieure baksteen kwaliteit is minimaal ten opzichte van een standaard hardgrauw baksteen kwaliteit. Daarom nemen deze inferieure bakstenen minder water op, omdat ze namelijk minder poreus zijn en toch niet al te hard en sterk zijn. Daar komt wel bij dat deze inferieure bakstenen (qua toepassing) minstens 70 jaar hun dienst bewezen hebben en dat deze stenen door normale degradatie steeds minder poreus geworden zijn (dichtslibben van cellen).
Nemen we in ogenschouw de regelmatige en verhoogde waterbelasting op het voegwerk (eveneens 70 jaren oud), dan wordt het hemelwater nog redelijk opgenomen door de mortel zelf maar kan het vocht in de gevel nauwelijks nog door het bakstenen metselwerk terug transporteren en drogen aan het buitenklimaat. Het metselwerk in deze situatie is overigens nimmer gehydrofobeerd, toch zien we matige absorbtie tijdens testen met de Karsten buis op de bakstenen zelf. Wanneer wordt het schadebeeld dan groter?